Standsafwijkingen van het gebit

Standsafwijkingen van het gebit

Ook bij dieren zien we standsafwijkingen van het gebit. Tanden die niet helemaal recht staan of zelfs hinderen. Soms kan het er zelfs toe lijden dat een dier zijn bek niet goed kan sluiten. Hieronder worden een aantal standsafwijkingen bij huisdieren besproken.

Normaal gebit

De normale vorm en sluiting van het gebit ziet u hieronder. Alles sluit netjes op elkaar aan.

Occlusieafwijkingen

Met occlusie bedoelen we als het waren het mooi aansluiten van het gebit. Een honden gebit hoort eigenlijk als een puzzel in elkaar te vallen. Alles moet op elkaar aansluiten en elkaar niet hinderen of beschadigen. Occlusieafwijkingen komen vaak voor bij afwijkingen in schedelvorm. Een goed voorbeeld hiervan zijn de kortsnuitige rassen zoals Boxers, Buldoggen, Shih tzu’s etc. Door hun verkorte schedel is de natuur genoodzaakt om hetzelfde aantal tanden te plaatsen in een kaak die de helft korter is dan bij een langsnuitige hond. Hierdoor ontstaan problemen met de stand waardoor kiezen scheef gaan staan, verdrukt worden en niet mooi aansluiten. Vaak hoopt zich ook veel meer viezigheid op tussen deze kiezen waardoor deze rassen ook veel gevoeliger zijn voor het ontwikkelen van paradontitis.

Afwijkingen in kaakgroei of afwijkingen in het doorkomen van tanden of tandvorm kunnen leiden tot malocclusie. Er zijn grofweg 3 typen malocclusie te onderscheiden

Malocclusie type I


Hierbij hebben de kaken een normale positie. Echter door afwijkingen in de stand van bepaalde tanden of kiezen ontstaan er problemen met de sluiting. Voorbeeld hiervan is een kies die dwars in de kaak staat. Of een kies die normaal over een andere kies schaart, nu aan de binnenkant staat.

Malocclusie type II

Hierbij is er sprake van een overbeet. De onderkaak is te kort ten opzichte van de bovenkaak. Vaak leidt deze vorm van malocclusie tot problemen omdat, zoals u ziet, de onderhoektanden dan in het gehemelte boren. Dit is pijnlijk elke keer als de hond zijn bek dicht doet. Indien dit probleem bij een jonge pup al wordt geconstateerd, is het advies de onderhoektanden vroegtijdig te trekken. Zo wordt in ieder geval de uitgroei van de onderkaak zo min mogelijk belemmerd door de tegendruk van de bovenkaak. Soms kunnen standsafwijkingen zich met de groei dan nog redelijk goed corrigeren.

Malocclusie type III

Hierbij is de onderkaak relatief te lang ten opzichte van de bovenkaak.

Crowding

Crowding is als het ware overbevolking. Er staan te veel tanden te dicht op elkaar in de bek van de hond. Dit kan worden veroorzaakt door relatief weinig ruimte in de kaak bijvoorbeeld bij kortsnuitige rassen, maar ook door extra elementen die er eigenlijk niet horen.