Kattenziekte

Wat is kattenziekte?

Kattenziekte is een ernstige, zeer besmettelijke virusziekte die met name problemen geeft bij jonge katten. Het virus vermeerdert zich vooral in de snel delende cellen van het beenmerg en de darmen.

Verschijnselen

De belangrijkste verschijnselen zijn een verminderde afweer (het beenmerg speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van witte bloedcellen) en afwijkingen van het maagdarmkanaal. De ernst hiervan hangt af van de leeftijd van het dier: een jonger dier krijgt vaak ernstigere verschijnselen. Ook de weerstand tegen kattenziekte op het moment van de besmetting is belangrijk.

Het meest opvallend zijn de verschijnselen van het maagdarmkanaal: ernstige buikpijn, braken, diarree en uitdroging. Uiteraard hebben de dieren koorts en maken ze een zieke indruk. Door de verminderde weerstand kunnen andere infecties (bijvoorbeeld van de luchtwegen) het ziektebeeld verergeren.

Gevolgen

Dieren die de besmetting overleven kunnen nog enkele weken tot maanden last hebben van diarree. Infecties bij drachtige dieren leiden soms tot de geboorte van afwijkende kittens (afwijkingen in hersenen, vreemde manier van lopen).

Besmettelijk

Kattenziekte-virus kan jarenlang in de omgeving van de katten besmettelijk blijven en is alleen met bepaalde ontsmettingsmiddelen te doden.

Vaccinatie

Vaccinatie tegen kattenziekte geeft een goede en langdurige bescherming. Als de moederpoes goed is gevaccineerd en de kittens meteen na de geboorte voldoende moedermelk drinken, krijgen de kittens een uitstekende bescherming van de moeder mee. De moeder moet daarvoor vóór het dekken gevaccineerd worden; vaccineren tijdens de dracht met levende vaccins wordt ernstig ontraden.

De kittens worden twee keer gevaccineerd, waarbij de tweede vaccinatie plaatsvindt nadat ze 12 weken oud zijn. De tijd tussen de twee vaccinaties mag maximaal vier weken zijn.

De volgende vaccinatie gebeurt als de kat ongeveer 1 jaar oud is. Daarna wordt vaccinatie tegen kattenziekte om de 2 jaar aanbevolen.